De psychologie kan geen uitspraken doen over datgene (Diegene, zo men wil) waarin de mensen religieus geloven. Zij kan alleen maar gedrag bestuderen bij mensen die aangesproken worden door een transcendent `object'.
Vanuit deze gedachte worden in deze bundel enkele studies op het domein van de klinische godsdienstpsychologie gepresenteerd. In de eerste bijdragen gaat het over religie in begeleiding en therapie, met name over de vraag of psychotherapie en geestelijke begeleiding nu hetzelfde zijn of niet.
Daarna komt `uitzonderlijk religieus gedrag' aan de orde. Hoe de Mariaverschijningen in Beauraing te beschouwen?
En tot slot pathologisch religieus gedrag: zijn alle religieuze wanen eigenlijk wel over één kam te scheren? Voor de beantwoording van de laatste vraag wordt Freuds befaamde gevalsstudie over Schreber vergeleken met een geval uit de praktijk van de auteur.
Jozef Corveleyn is als gewoon hoogleraar in verscheidene functies verbonden aan het Departement Psychologie van de ku Leuven en als deeltijdhoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
De volgende extensies worden ondersteund: png, jpeg, jpg, gif, txt, csv, pdf, doc, docx, rtf, xls, xlsx, ppt, pptx, odt, ods, eps.