Waarom voelen zoveel mensen, vooral jongeren, zich aangetrokken tot de oosterse religies? Waarom trekken velen naar India om er een tijdje in de uiterst sobere omstandigheden van een ashram hun heil te zoeken? Waarom verdiepen duizenden zich in yoga, Zen of transcendente meditatie?
Het zal niemand verbazen dat deze en dergelijke vragen Harvey Cox bezighielden. De Amerikaanse theoloog - hevig geïnteresseerd in alle uitingen van de religieuze mens - werd persoonlijk bij dit alles betrokken, toen, hij op een zondagmiddag bezoek kreeg van drie jonge Amerikaanse leden van de Hare Krishna-beweging. Het toeval wilde dat een van hen afkomstig was uit een joods, een ander uit een progressief protestants en de derde uit een traditioneel katholiek milieu. Wat bewoog deze jonge mensen van zo verschillende afkomst om zonderling uitgedost de straat op te gaan en daar hun eentonige melodieën te zingen?
Cox ging op onderzoek uit. Hij bezocht de bijeenkomsten van tientallen oosterse religies, deed actief aan hun oefeningen mee en las hun traktaten en pamfletten. Steeds meer werd hem duidelijk dat verreweg de meeste aanhangers van al die verschillende religies aangetrokken worden door de uiterlijke verschijningsvormen. Zo bleek vrijwel niemand van de enthousiaste Zen-leerlingen iets te beséffen van de boeddhistische filosofie.
In een fascinerende analyse van zijn lange speurtocht komt Harvey. Cox tot de conclusie dat oosterse religies zeker beloften voor het Westen inhouden, maar dat ze minstens evenveel gevaren opleveren. Het is goed, zegt Cox, dat de christen ermee in aanraking komt, als hij er maar niet in ondergaat en zorgt dat hij er een beter christen van wordt. Hij eindigt zijn boek met een vurig pleidooi voor de na-christelijke cultuur: 'Het is alles wat ik heb. Het is alles wat iedereen heeft.'
De volgende extensies worden ondersteund: png, jpeg, jpg, gif, txt, csv, pdf, doc, docx, rtf, xls, xlsx, ppt, pptx, odt, ods, eps.