Enige aspecten van de kwalitatieve verbintenis
In artikel 6:251 en 6:252 BW heeft het Burgerlijk Wetboek een bijzondere figuur geregeld, namelijk de kwalitatieve verbintenis. De kwalitatieve verbintenis is meer dan een ‘gewone’ verbintenis, maar daarmee niet minder een verbintenis. Zij is geen recht op een goed.
Afwijkende figuren werpen dikwijls veel vragen op, en zo is het ook met de kwalitatieve verbintenis ex artikel 6:251 en 6:252 BW. Daarin herhaalt zich helaas de geschiedenis. Onder het recht van vóór 1992 stelde de kwalitatieve verbintenis van artikel 1354 oud BW rechtspraktijk en wetenschap al voor de nodige problemen.
Dit boek neemt artikel 6:251 en 6:252 BW onder de loep. Onder de loep inderdaad, omdat het venijn zit in de details. De praktische toepassing van de bepalingen wordt intussen niet uit het oog verloren. Voorts wordt het verhaal rond artikel 1354 oud BW nog eens verteld, omdat daaruit lering valt te trekken voor de huidige regeling van de kwalitatieve verbintenis.
Afwijkende figuren geven hoofdbrekens. Maar als het reguliere stelsel star is, of te zwart-wit, kan de afwijking niettemin aantrekkingskracht krijgen. Vanuit die achtergrond pleit dit boek voor erkenning van de kwalitatieve verbintenis in bepaalde goederenrechtelijke verhoudingen. Daarmee wil het een instrument van derdenwerking aanreiken voor gevallen waarin het goederenrecht, met zijn strikte vormvereisten en registerbescherming, de rechtspraktijk geen voldoende bruikbare oplossing biedt.