In de Nederlanden zingt de tijd
Vijftien dichterlijke schetsen over Nederlandse stadjes en steden, die gedeeltelijk eerder verschenen zijn in verschillende bundels.
Toen Bertus Aafjes in de jaren veertig en vijftig al flanerend door
Nederlands stadjes en steden — wandelend langs de Amstel,
, schutterijen en katédralen bezoekend — zijn indrukken voor
verschillende tijdschriften en kranten vastlegde, roemde Dirk
Coster dit proza reeds onmiddellijk als 'het mooiste proza sinds
tachtig'.
Dé flaneur Aafjes, sinds Limburg, dierbaar oord beter als
wandelaar in eigen land bekend geworden— als reiziger door
verre en vreemde landen genoot hij reeds grote vermaardheid —
verschijnt in dit boek als de prozaschrijver die hij vanaf den
beginne geweest is: een dichter-prozaïst, ironisch
filosoferend en steeds weer gefascineerd door wat vergeten
geraakte en verdween onder de laag stof der eeuwen. Daarmee
bleef hij op geheel eigen wijze zijn dichterschap getrouw en
getuigde van zijn merkwaardige archeologische en oudheidkundige
speurzin, in hem gewekt tijdens zijn vooroorlogse archeologische
studies in Leuven en Rome.
In de Nederlanden zingt de tijd bevat ook een aantal speurtochten
naar Aafjes' eigen jeugd in Amsterdam-Oost — de aanzet van een
boek met jeugdherinneringen, De tranen van een mus geheten.
In voorbereiding is ook Een rozewonder, reisboek door een
sprookjeswereld in hogere sferen.