Orpheus en het lam
In deze, oorspronkelijk in 1966 verschenen studie heeft Jan
Cartens de ontwikkelingsgang van Jan Engelman en die
van H. Marsman binnen één lijst geplaatst, niet met het
doel na te gaan of beide auteurs invloed op elkaar hebben
uitgeoefend of in welke mate zij dat hebben gedaan. Maar
daar zij op overeenkomstige èn van elkaar afwijkende
wijzen gereageerd hebben op levensbeschouwingen, artis-
tieke uitingen en algemene verschijnselen van de jaren
twintig en dertig, kan het samenbrengen van een groot deel
van beider groei en de poëtische neerslag daarvan verhel-
derend werken op het beeld dat wij ons gewoonlijk van de
twee dichters afzonderlijk vormen.
Jan Cartens publiceerde in 1958 een monografie over Jan
Engelman, schreef in 1968 in regeringsopdracht De onge-
sluierde Venus, een studie over het literair-kritische werk
van Engelman; bezorgde verder o.a. tekstuitgaven van
Michiel de Swaen (1967) en G. A. Bredero (1971). In 1975
debuteerde hij als romancier met Dat meisje uil München;
in 1976 volgde de roman De thuiskomst, in 1978 Vroege
herfst; een verhalenbundel, Het kwade hart, verscheen in
1979; in 1980 publiceerde hij het relaas Een Roomsche
Jeugd. In het najaar van 1981 verschijnt een nieuwe roman,
Gestorven te Reykjavik.