Het boek van het licht
Het boek van het licht beschrijft de ontwikkeling van Gershon Loran, een stille, teruggetrokken jongen wiens leven wordt getekend door oorlogsgeweld. Hij groeit op bij zijn oom en tante in een armoedige buurt in New York, nadat zijn ouders in Palestina als toevallige passanten bij een vuurgevecht om het leven zijn gekomen. Zijn enige neef, de vriend van zijn kinderjaren, sneuvelt in de Tweede Wereldoorlog als gevechtspiloot. Zelf wordt Gershon, direct na de Koreaanse oorlog, als geestelijk verzorger naar het Amerikaanse leger in Korea gezonden. Hij heeft dan net een opleiding tot rabbi achter de rug. Tijdens deze studie heeft hij de orthodoxie van zijn milieu achter zich gelaten en gekozen voor een studie in de Kabbala, de joodse mystieke traditie waarin de beelden van licht en donker, van vuur en vonken een belangrijke rol spelen en waarvan de sfeer nauw aansluit bij zijn veelvuldige visioenen. In Korea, waar Gershon de gevolgen van de oorlog en de realiteit van de bezetting meemaakt, doemt zijn
vroegere studievriend Arthur Leiden op als collega. Arthur, studentikoos en grillig, gaat gebukt onder schuldgevoelens vanwege' het licht des doods': de atoombommen waarmee Amerika Hiroshima en Nagasaki heeft vernietigd en waarvoor zijn vader als vooraanstaand kernfysicus medeverantwoordelijk was. Voor beide vrienden is de kennismaking met de Japanse tempelstad Kyoto, waar zij hun verlof doorbrengen, van beslissende betekenis.
Chaim Potok heeft inmiddels een grote reputatie verworven als -schrijver van zeer toegankelijke en uiterst onderhoudende romans, waarin hij niet alleen de vele gezichten portretteert van liet joodse leven in Amerika, maar ook de grote morele problemen behandelt. In dit boek gaat hij uitvoerig in op het probleem van oorlogsgeweld, op de Amerikaanse verantwoordelijkheid voor de atoombom en in het bijzonder op de verantwoordelijkheid van de joodse wetenschappers daarbij.