Ze was lang en slank, met haar als geel en rood koper, dat door de zon bijeen was gesmolten. Haar ogen waren groot mooi en blauw. Haar huid, was diep gebronsd en van haar smalle taille liepen opwaartse lijnen, die mijn hoofd deden tollen. Ze haalde adem en ik verloor bijna mijn bezinning. „Mr.. Scott," zei ze zacht, „ik ben zo blij dat u bent gekomen. Ik weet dat ik door de telefoon een beetje wartaal uitsloeg, maar als iemand twee maal heeft geprobeerd je te vermoorden, dan valt het moeilijk om je kalmte te bewaren." Weer haalde ze adem en weer had het -bijna fatale gevolgen. „Luister, zei ik, „ik moet eerst goed weten waar ik aan toe ben. M'n kleren uittrekken ... moet dat beslist?' Ze kwam naar me toe en mijn hart begon nog sneller te kloppen. Massa's mensen doen het tegenwoordig." Ze draaide zich om, bleef weer plotseling staan en ik struikelde bijna over haar. M'n zenuwen waren tot het uiterste gespannen. „Oh," zei ze. Wat moeten we doen als iemand u herkent?" Eindelijk was het goed tot mij doorgedrongen hoe ontzettend dit alles was en met holle stem antwoordde ik: „Niemand zal mij kunnen herkennen, want ik ben vermomd!" En zo begon de zaak, die ik vanwege de plaats waar alles zich afspeelde „In Natura" noemde.
SHELL SCOTT.