Lemmingen
De verteller in Lemmingen is Hans van Amerongen, een man die te horen krijgt dat hij nog maar een paar maanden te leven heeft en die nu terugblikt op zijn verleden. Hij is in de oorlog geboren in een NSB-gezin; zijn veel oudere broer Daniël heeft het fascistenmilieu bewust meege- maakt en is een overtuigd fascist geworden. Hans is geobsedeerd door de papieren en notities die Daniel heeft nagelaten en probeert nu te doorgronden wat zijn broer bewogen heeft.
De roman speelt zich af in twee tijdlagen. In het heden is Hans de hoofdpersoon en in het verleden is dat Daniël.
Als NSR-kind wordt Daniël gepest, geminacht en gemeden; en wanneer aan het eind van de oorlog de dood toeslaat in het gezin, blijft hij diep geschokt en totaal ontworteld achter. Hij heeft alleen nog zijn broertje en dat wordt ondergebracht bij familie, zodat hij in feite alleen achterblijft.
Dan besluit Daniël zich de leefregel van zijn door hem zeer bewonderde vader eigen te maken: 'Geweld kan creatief zijn, maar
dan moet het gevoed worden door idealen. Of dat nu is om ideeën uit te dragen, macht te verkrijgen of vanuit de wraak—misschien een van de nobelste gevoelens van de mens.' En zo leeft Daniël voortaan voor zijn wraakgevoelens; ieder die hem of zijn familie naar zijn mening iets heeft misdaan, wordt op bloedige wijze om zeep geholpen en beroofd. Maar als dat hem uiteindelijk geen bevrediging meer geeft, pleegt Daniël zelfmoord, indachtig de stelling die hij altijd heeft gehanteerd: 'Wie je in de weg komt te staan, die sla je neer. Sta je jezelf in de weg, dan hoor je jezelf neer te slaan.'
Een schokkende roman, waarin de auteur erin is geslaagd een uitermate beklemmend beeld te schetsen van de rampzalige invloed die het fascisme kan hebben en hoe dit in een later leven kan doorwerken.