Niet doen Agnes
Ze rekenden af en liepen met z'n drieen naar het Sarphatipark.
Arthur had thuis een boek dat Fuut beslist moest zien.
Agnes liep in het midden, de beide mannen hadden haar een arm gegeven.
Arthur opende de huisdeur en ging voor naar boven.
'Ik moet het even zoeken,' zei hij, toen ze in de huiskamer beland
waren,' ga zitten. Maak het je gemakelijk. Agnes, zet jij nog een kop koffie?'
Arthur verdween naar z'n werkkamer.
Agnes liep naar de keuken om gehoorzaam koffie te zetten.
Nog steeds met een versnelde hartslag.
Er is niets aan de hand, zei ze tegen zichzelf.
Toen ze terug liep om in de kamer te wachten tot de koffie was doorgelopen,
zodat hun gast daar niet zo alleen zat, botste ze tegen hem op.
'Agnes,' zei hij zachtjes. Hij trok haar achter de kapstok en zoende haar gulzig op de mond.
Het erge was: het liet haar niet onberoerd.
Ze huiverde onder zijn aanraking. En zoende terug.
Pas na een paar seconden kwam ze bij zinnen.
Niet doen, Agnes, dacht ze, niet doen.