Er zijn nog geen producten in jouw winkelwagen geplaatst.
Product toegevoegd aan jouw offerte. Ga naar de offerte pagina om jouw offerte aan te vragen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met je op.
Mensen als verhaal van God
Op grond van verleden en heden wil de auteur in dit boek de kerk op haar plaats zetten en tegelijkertijd de kerk de plaats geven die haar toekomt.
Het boek was oorspronkelijk bedoeld als ecclesiologisch derde deel van de destijds aangekondigde trilogie. Het zou de afronding zijn van 'Jezus, het verhaal van een levende' (1974) en 'Gerechtigheid en liefde, genade en bevrijding' (1977). Dat is het ook geworden, maar niet vanuit de oorspronkelijk geplande benaderingswijze.
Sinds de jaren zeventig en tachtig is er in de roomskatholieke kerk veel veranderd. De blijdschap tot die kerk te behoren, die sterk toenam tijdens het Tweede Vaticaans Concilie en de eerste jaren daarna, wordt het laatste decennium zwaar op de proef gesteld. Deze situatie noop- te de auteur na heel wat studie zijn oorspronkelijk plan voor dit boek nogal fors te wijzigen. Het was beter naar de kern van het evangelie en de christelijke godsdienst te zoeken, dan in een periode van kerkelijke polarisatie zich rechtstreeks bezig te houden met binnenkerkelijke, eigen- lijk tweederangs problemen ten aanzien van de evangelische geloofsinhoud en ten aanzien van de vraag naar wat er ook voor christenen te doen staat in deze wereld.
Als die visie op de kern van het evangelie en christendom niet een aangepaste institutionele gestalte krijgt in kerk- rechtelijke structuren, dan blijven opbouwende theologie en theologische kritiek alsnog vruchteloos. Juist wat er nieuw was in Vaticanum II ten opzichte van de na-Trentse kerkbeleving en ecclesiologie, heeft in de jaren zeventig en tachtig vanuit de ambtelijke kerk geen structuur gekregen. Vanaf het moment dat de evangelische vrijheid en waarden in een wereldkerk niet meer door institutionele structuren beschermd en ondersteund worden, zijn vooral de zogeheten gewone gelovigen monddood en met hen ook de pastores en theologen.
Niettemin blijft de theoloog ook in dergelijke omstandigheden consequent doorwerken, terwille van de oecumene. Daarbij wordt hij of zij bemoedigd door wat er in heel de kerk aan de basis groeit als nawerking van Vaticanum II: een evangelische en authentieke Bloei als haast nooit tevoren.
Wat veel gelovigen achter zich laten is juist de wereld- vreemde, supernaturalistische kerk, die van na Trente en van voor het Tweede Vaticaans Concilie. Die kerk verlaten ze, een kerk die pretendeert tot in details de niet te weer- spreken tolk van God te zijn, maar die de waarheid die in deze aanspraak ligt, vertekent door loochening van alle historische bemiddelingen in haar kerkelijk spreken en handelen. Alsof de kerk een onberispelijk, door niemand kritiseerbaar geschenk uit de hemel zou zijn.
Wat de auteur zich door eigen reflectie als een bevrijden- de theologie vanuit en dank zij de grote christelijke traditie eigen heeft gemaakt, wil hij hier aanreiken als geloofsvoeding.
Het is de geloofsgetuigenis van een theoloog die geheel zijn leven niets anders deed dan tastend en stamelend zoeken naar wat God voor mensen kan betekenen.