Er zijn nog geen producten in jouw winkelwagen geplaatst.
Product toegevoegd aan jouw offerte. Ga naar de offerte pagina om jouw offerte aan te vragen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met je op.
Jongeren Over Wat Hen Bezighoudt En Inspireert
Geloof en leven
Kinderen van ouders die bij een
kerkgemeenschap ingeschreven staan horen automatisch ook bij die kerk. Maar daar komen ze nauwelijks, zeker als ze eenmaal op de middelbare school zitten. Een aantal plaatselijke gemeentes en parochies in Leiden en Voorschoten vroeg de Universiteit Leiden een onderzoek te doen naar de geloofsbeleving en de belevingswereld van jongeren tussen de 13 en 18 jaar. Je bent jong en je wilt anders is het resultaat van dit onderzoek, dat is uitgevoerd door studenten die in 2005 het college Methoden en Technieken volgden van godsdienstpsychologe dr. Elpine de Boer. De studenten ontwierpen een enquête, die naar 850 bij de betrokken kerken ingeschreven jongeren werd verstuurd. 246 van hen vulden de enquête - anoniem - in.
Profielen
De antwoorden op vragen als 'wat houdt je bezig', 'wat is je levensdoel', en 'wie is je voorbeeld', werden met behulp van een statistisch programma in verband gebracht met uitspraken over God en geloof, handelingen als bidden en bijbellezen, en gegevens over betrokkenheid bij en beeldvorming over de kerk. Ook de invloed van de sociale omgeving - het gezin, maar ook de multiculturele samenleving - , en de impact van schokkende gebeurtenissen als de Tsunami of de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh werden onderzocht. Tussen al deze elementen werden samenhangen berekend, die resulteerden in negen 'geloofsprofielen', die deels overlappen, maar ook grote verschillen te zien geven. De onderzoekers onderscheiden bijvoorbeeld een 'christelijk' geloofsprofiel (jongeren noemen zichzelf christelijk), een 'gelovig' geloofsprofiel, en een 'spiritueel' geloofsprofiel.
Protestant of katholiek
Een eerste uitkomst van het onderzoek is dat het voor de antwoorden op de vragen niet uitmaakte of jongeren uit een protestants of een katholiek nest komen.
Opleiding
Het opleidingsniveau van de jongeren bleek er daarentegen wel toe te doen. Zo hebben zich christelijk noemende jongeren vaak een hogere opleiding. En de interesse van de jongeren in andere godsdiensten hangt vooral samen met hun opleiding: hoe hoger de opleiding, hoe meer belangstelling.
Ouders
Een andere conclusie is dat ouders wel degelijk invloed hebben op de betrokkenheid van hun kinderen bij de kerk. Zelf zijn de ouders zich daar vaak niet van bewust. De samenhang is er vooral als ouders óf helemaal niet naar de kerk gaan, óf juist heel geregeld. Deze conclusie wordt ondersteund door eerder onderzoek.
Christelijk is niet hetzelfde als spiritueel
Wat de onderzoekers ook opviel was dat het 'christelijke' geloofsprofiel er heel anders uitziet dan het 'spirituele' profiel. 'Het lijken twee afzonderlijke werelden te zijn', zo schrijven ze. Eerder onderzoek is verdeeld over deze definitiekwestie; sommige onderzoekers gebruiken de termen religiositeit en spiritualiteit door elkaar - het gaat allebei om zingeving -, anderen benadrukken juist de verschillen. Religie wordt dan meer gezien als organisationeel, ritueel en ideologisch, terwijl het bij spiritualiteit om persoonlijke, affectieve en ervaringsgerichte zaken gaat. De uitkomsten van 'Je bent jong en je wilt anders' ondersteunen deze laatste benadering.
Eensgezind
De meeste respondenten waren het niet eens met de stelling dat het leven van nu niet meer samengaat met geloven. Ze zijn het echter ook oneens met de stelling dat geloof en zingeving juist nu belangrijk zijn, omdat de samenleving anders te kil is. Waar vrijwel alle respondenten, ongeacht hun profiel, eensgezind in zijn, is dat ze van de kerk vooral sociale activiteiten verlangen, al verschilt de gewenste inhoud van die activiteiten per profiel. Een 'christelijke' tiener zal liever een gospelkoor willen, terwijl een 'spirituele' leeftijdgenoot eerder een gesprek over levensstijl of levensvragen op het verlanglijstje heeft staan.
Wat moet de kerk?
Het slothoofdstuk van het boek is geschreven door de opdrachtgever, in de persoon van de projectleider namens de deelnemende kerken. 'Wat doen we met de resultaten?' 'Hoe kunnen we ze zo gebruiken dat we voor onze jongeren meer kunnen betekenen?' De belangrijkste conclusie is, zo stelt dit hoofdstuk, dat de kerken zich moeten realiseren dat 'de jeugd' niet bestaat, en dat ze zich goed moeten beraden over de vraag op welke profielen ze zich nu richten, en welke groepen jongeren ze op welke manieren in de toekomst willen bedienen. Daarnaast is het, gezien de inwisselbaarheid van katholieke en protestantse jongeren wat betreft hun antwoorden op de vragen, van belang dat initiatieven oecumenisch zijn. Ook blijkt uit het onderzoek dat het zin heeft de ouders erbij te betrekken. Die hebben immers een grotere invloed dan ze vaak denken.